BMG
Stichting Bossche Milieugroep

20-12-2016

Aan: het college van Burgemeester en wethouders van de stad ’s-Hertogenbosch.

Naar een biodiversiteitbeleidsplan, ofwel  bioplan..

Onderwerp en stelling; We vinden dat de Rode Lijsten lang genoeg zijn.  Je schrikt als je de lijsten oproept. Laten we niet wachten tot de Rode Lijsten nog langer worden. En laten we die flora en fauna in Den Bosch die al op de Rode Lijsten staan gaan koesteren.   

We roepen u op – en alle andere Bosschenaren-  om minstens de Natura 2000 parels die we hebben, het Bossche Broek, het Vlijmens Ven en de Moerputten  te vrijwaren van teruglopende biodiversiteit. We nodigen u uit om samen met ons die (lastige)handschoen op te pakken.

We kennen in onze stad het bomenbeleidsplan. De opzet is om dat de completeren door een  bioplan.

Rode lijsten zijn lijsten waarop per land de in hun voortbestaan bedreigde dier- en plantensoorten staan. In 2012 is het Basisrapport met voorstel voor de herziene Rode Lijst vaatplanten opgesteld door Floron in opdracht van het ministerie van Economische Zaken. Op deze nieuwe lijst staan 530 bedreigde soorten, 37% van de in totaal 1432 wilde plantensoorten die in Nederland voorkomen.

Op de Rode Lijst (uit 2004) voor vogels komen 78 vogelsoorten voor. Waaronder de huismus, de huiszwaluw, de koekoek, de nachtegaal, de boerenzwaluw, de patrijs om er een aantal te noemen.

We willen de soorten die beschermd worden, uitbreiden.  In de Flora- en Fauna wet –tot 2017- zijn veel te weinig soorten opgenomen. Voor het Bossche Broek worden slecht  3 vaatplanten genoemd, 6 vleermuissoorten, 1 vogel (De Ransuil), de Poelkikker en van de vissen de Grote en de Kleine Modderkruiper. 

Je zou wat badinerend kunnen zeggen dat alle overige planten en dieren vogelvrij zijn. Helaas is dat zo.

In 2011 heeft de toenmalige wethouder Bart Eigeman het Platform Biodiversiteit geïnitieerd. Vele ‘groene’ organisaties hebben enige tijd onder die paraplu samengewerkt. We denken dat gebrek aan concrete doelstellingen redenen zijn waarom het Platform niet meer functioneert.

We menen dat  een bioplan concreet genoeg ingevuld kan worden om wel succesvol te worden. Maar we hebben de ondersteuning van de  gemeente daar wel voor nodig.  Daarom deze brief.

Op 13 dec. 2016 is gemeenteraadbreed een ‘Amendement Ecologisch en duurzaam beheer openbare ruimte’ aangenomen .

We roepen u op dit amendement handen en voeten te geven met een bioplan. De nieuwe, veelbelovende  vorm van City-marketing.

In de gemeente Gestel  is een convenant  gesloten tussen gemeente en de Natuurgroep Gestel . We voegen dit toe als ondersteuning en hulp bij de vormgeving  voor een Bioplan.

De B5 hebben recentelijk een Bidbook uitgegeven  met als titel ‘Steden als schakels binnen Natuurnetwerk Brabant’. Daar  mag u best trots op zijn. Het grote buitengebied  van onze stad wordt zo mooi in de kijkerd gezet.

Maar met ons Bioplan willen we ook de stad in, de binnenstad, de buitenwijken, de parken en het water in de stad. Ook daarvoor is uw ondersteuning onmisbaar. (Er gebeurt op dat vlak ook al veel)

Teruggang biodiversiteit in Noord-Brabant

De kern van onze oproep  is de voortdurend teruglopende biodiversiteit in Brabant (en elders). Ook in een Natuurnetwerk locatie, zoals Het Bossche Broek, is de biodiversiteit sinds 1995 met 20% teruggelopen. Zelfs het madeliefje sterft uit, zo kopte het Brabants Dagblad op 22 april 2016 met het rapport ‘De toestand van de Brabantse natuur 2016’ in de hand.

We schrijven sinds 1995. Maar, we citeren weer uit het rapport; ‘De toestand van de Brabantse natuur 2016 van de Provincie Noord-Brabant van 29 maart 2016’.

‘De dataset die beschikbaar is voor het bepalen van natuurkwaliteit begint namelijk in 1995. Het jaar waarin is gestart is met de provinciale meetnetten en loopt tot en met 2014. Het beginpunt van de natuurindex ligt daarmee in een periode waarin de natuur al niet meer voldeed aan de gewenste kwaliteit. We vergelijken de ontwikkeling van de natuur hierdoor met de situatie waarin al een sterke afname van de biodiversiteit was opgetreden.

De natuurkwaliteit, zoals deze in 1950 aanwezig was, wordt in het rijksbeleid veelal als streefdoel gehanteerd (Reijnen et al, 2010). Ook in Noord-Brabant is er in de periode 1950-1995 een sterke achteruitgang geweest van de biodiversiteit. Aan het begin van de jaren 90 is bijvoorbeeld geconstateerd dat veel Brabantse natuurgebieden verdroogd waren en is begonnen met het aanwijzen van gebieden waar nieuwe natuur gerealiseerd moest worden, omdat de oppervlakte van bijvoorbeeld schraallanden sterk was teruggelopen. Handhaven van de biodiversiteit op het niveau van 1995 is daarom niet de gewenste situatie, er zou sprake moeten zijn van een significante toename van de natuurkwaliteit als gevolg van uitbreiding van het Natuur Netwerk Brabant en verbetering van water- en luchtkwaliteit. Terug naar de kwaliteit van 1950.’

We besluiten deze brief met een kleine voorzet  aanvulling voor het bioplan met redenen waarom de biodiversiteit terugloopt . We willen die trend dus ombouwen

1. Verlies en aantasting van leefgebied

Leefgebieden van diersoorten veranderen: ze verdwijnen volledig, raken versnipperd of de kwaliteit van het leefgebied verandert. De belangrijkste oorzaken zijn: niet-duurzame landbouw, houtkap, transport, commerciële ontwikkeling, energieproductie of mijnbouw. Voor zoetwatergebieden vormen waterwinning, irrigatie en het afdammen van rivieren de meest voorkomende bedreiging.

2. Overexploitatie van soorten

Er bestaan zowel directe als indirecte vormen van overexploitatie. Directe overexploitatie is niet-duurzaam jagen, stropen of oogsten (overbevissing bijvoorbeeld) – voor eigen levensonderhoud of voor de handel. Indirecte overexploitatie houdt in dat soorten onbedoeld worden gedood, zoals bijvangst in de visserij.

3. Vervuiling

Vervuiling kan rechtstreekse gevolgen hebben voor een diersoort, omdat het zijn leefomgeving aantast. Zo komt het voortbestaan van de soort in het gedrang (een olieramp is hier een voorbeeld van). Maar vervuiling kan ook indirecte gevolgen hebben wanneer er een gebrek aan voedsel of voortplantingsmogelijkheden ontstaat. Hierdoor neemt de populatiegrootte in de loop der tijd af. Ook emissie van stikstof (vermesting) en fijnstof kan hier genoemd worden.

4. Invasieve soorten en ziekten

Nieuwe, invasieve diersoorten kunnen inheemse soorten beconcurreren voor leefruimte, voedsel en andere hulpbronnen. Ze kunnen zich tot roofdieren ontpoppen voor inheemse soorten, of ziekten verspreiden die voordien niet aanwezig waren. Overigens kunnen ook mensen verantwoordelijk zijn voor het overdragen van nieuwe ziekten van het ene naar het andere werelddeel.

5.  Klimaatverandering

Sommige diersoorten moeten zich aanpassen aan temperatuurveranderingen door bijvoorbeeld te migreren naar een geschikt klimaat. De gevolgen van klimaatverandering voor soorten zijn vaak indirect. Temperatuurverandering kan seizoensgebonden gedrag zoals migratie en voortplanting in de war brengen. Dit kan er bijvoorbeeld toe leiden dat voortplanting niet op het moment plaatsvindt dat er volop voedsel beschikbaar is in een bepaald leefgebied.

Rob de Vrind voegt daaraan toe

De grootste bedreiging van de flora is rond 's-Hertogenbosch is..
Het is achterstallig onderhoud..het laten verloederen van natuurgebieden door natuurbeherende instanties en de gemeente (waarschijnlijk door geldgebrek)
Het is een maaibeleid dat wordt uitbesteed aan grote aannemers die gewoon starten met maaien zonder te weten wat ze op sommige plekken aanrichten
Het is soms te vaak maaien waardoor planten geen zaad kunnen zetten
Het is het uitvoeren van groenbeheer door Polen die van niets weten
Het is te sloten schonen met te grof materieel…afschuwelijk grote grijpbakken jassen alles weg
Het is het weghalen van de basaltblokken om natuurlijke oevers te creeeren. Maar het effect is niets ontziende massarecreatie met plattreding, achterlaten van alles wat god verboden heeft, onrust, feesttenten, quats, parties ect in het topnatuurgebied de Koornwaard.
Het is  niet willen maaien op de Moerputtenspoordijk vanwege stenen op de dijk
Het is het niet bestrijden van  bramen en brandnetels
Het is vaak de grote recreatiedruk en het gebrek aan echte rustgebieden waar niemand komt.
De stikstofdepositie waardoor bramen en brandnetels de flora beginnen over te nemen
De vergrassing
De achteruitgang van bloemenrijke gebieden door misschien wel te weinig bestuivende insecten en een te groot voordeel voor windbestuivers (grassen e.d.)
De onmogeljkheid van gebieden te herstellen omdat er geen platen meer inde omgeving staan die voor herstel kunnen zorgen. Transplantatie / hulp wordt onontkomelijk.  
En sinds kort onverlaten die de mooiste flora van ’s-Hertogenbosch uitgraven en meenemen ! Bizar.
etc..
M.b.t. vogels is de natuur helemaal uit belans aan het geraken.
Kraaien en kauwtjes, katten te over die misschien wel alle jonge zangvogels wegeten.
Reigers, aalscholvers die dat met de visstand doen.
Vossen die schade aanrichten..
Canadese ganzen die de inheemse vogelstand aan het ontwrichten zijn
Bomen die het licht wegnemen van de bloemenrijke weilanden en blauwgraslanden
Japanse duizendknoop die niet bestreden wordt

Hoogachtend namens de diverse besturen van   

De Bossche Milieugroep. Arie Bijl

Natuur- en milieuvereniging Het Groene Hart Brabant. Helmus Boons.

IVN afdeling ‘s-Hertogenbosch. Rien van der Steen.

Stichting ter bescherming van Het Bossche Broek. Peter Peters.

Correspondentieadres van de gezamenlijke natuurbeschermingsorganisaties:
Willem van Oranjelaan 33 5211 CP ’s-Hertogenbosch
19 dec.2016

Nodigt u ons uit?